Texel bar-tailed godwits and fieldfare


This video is called Birds of Texel.

After 25 October on Texel, comes 26 October 2013.

Our last full day on Texel.

We are going to De Cocksdorp, in the north.

On a mudflat near the village, bar-tailed godwits. Great black-backed gulls. Brent geese.

In the Robbenjager lake, grey lag geese. Coots. Mallards. Shoveler ducks. Teal. Shelducks. Wigeons.

Oystercatchers on the bank. And a snipe as well.

A female pintail duck.

Common pochards. A little grebe.

As we walk around the lake, a magpie.

Tufted ducks and gadwall ducks swimming.

This video from Britain is called BTO Bird ID – Redwing and Fieldfare.

A fieldfare on a bush.

A greenfinch on another bush.

To the other lake; shallower, more to the north.

Wigeons. Two Egyptian geese. Teal. A female kestrel sitting on a sandy hill.

Later, to the woodland around Roggesloot nature reserve; where we hear robin and great tit sounds.

Dorpzicht nature reserve near De Cocksdorp: here. And here. And here.

Fieldfares in the Netherlands: here.

27 thoughts on “Texel bar-tailed godwits and fieldfare

  1. Pingback: Brent geese, sanderlings and plovers | Dear Kitty. Some blog

  2. Pingback: Grey plovers, red knots and bar-tailed godwits | Dear Kitty. Some blog

  3. Pingback: Aldebaran and oystercatcher against light pollution | Dear Kitty. Some blog

  4. Pingback: Dutch pintail duck news | Dear Kitty. Some blog

  5. Pingback: Sparrowhawk against crows, and many wigeons | Dear Kitty. Some blog

  6. Pingback: Spoonbill, goldfinch, and water vole | Dear Kitty. Some blog

  7. Pingback: Nightjars on Texel island | Dear Kitty. Some blog

  8. Pingback: Little grebes and redshanks | Dear Kitty. Some blog

  9. Pingback: Red-breasted geese among brent geese, video | Dear Kitty. Some blog

  10. Pingback: Whimbrels and little grebes | Dear Kitty. Some blog

  11. Pingback: Geese and wigeons help seagrass grow | Dear Kitty. Some blog

  12. Pingback: Fieldfares eating apples, video | Dear Kitty. Some blog

  13. Pingback: Little terns of Texel island | Dear Kitty. Some blog

  14. Pingback: Teal and shoveler | Dear Kitty. Some blog

  15. Pingback: Texel island nature reserve and stormy weather | Dear Kitty. Some blog

  16. Pingback: Birds of St James’s park in London | Dear Kitty. Some blog

  17. Pingback: Fungi, godwits and avocets | Dear Kitty. Some blog

  18. Pingback: Godwits, geese and teal | Dear Kitty. Some blog

  19. Beste Klaas e.a.

    Je had natuurlijk (of waarschijnlijk) wel een reactie van me verwacht.
    Over de verloedering van het Texelse landschap wil ik het hier ven niet hebben. Die gaat gewoon door, ondanks mooie woorden van ons gemeentebestuur over ‘behoud van kernwaarden’ enzovoorts. Die waarden gaan meer over het visuele aspect, dan over de natuurwaarden en de ecologische kwaliteit want daarvoor heeft men op Texel geen oog en geen verstand (ik bedoel dus bij de gemeente). Natuur hoort in de reservaten…..

    Over de namen. Opvallend is dat Drijver in 1958 over die kleine ‘bos’-zangvogeltjes precies hetzelfde schrijft als in 1934. Met andere woorden (mijn conclusie) hij had er niets over bijgeleerd. Ik denk ook dat hij soorten of althans de zang van soorten door elkaar haalde. Bosrietzangers waarvan men de zang tot in de straten van Den Burg kon horen en een ‘bosvogel’ ????
    In feite had men tot zeg maar de jaren zestig-zeventig op Texel weinig aandacht voor zangvogels. De ornithologen kwam voor andere vogels naar het eiland en de Texelaars kende al dat kleine grut niet goed.
    Texelaars hoorden in die tijd misschien een naam noemen door een ‘overkanter’ en plakten die aan een vogeltje vast (havik voor torenvalk enz). Denk ook aan de onopgeloste discussie over het voorkomen van duinpiepers die Drijver wel noemt in de jaren dertig, maar in 1958 ‘vergeet’ (gewijzigd inzicht?). Theo Timmer van het Open Boek in Den Burg, de uitgever van ons vogelboekje, die oude Texelaars navroeg naar Texelse vogelnamen, vertelde me ooit dat een bepaalde naam voor een bepaalde vogel soms slechts in één familie werd gebezigd. En in een andere familie noemde men het beestje weer anders.
    Hoe ‘roggebieter’ op de eitjes van de tuinfluiter kan slaan is me onduidelijk. En waren braamsluipers werkelijk zo zeldzaam?
    Dus of al die die zingende vogeltjes van Drijver werkelijk bosrietzangers waren? Ik denk dat men een en ander behoorlijk door elkaar haalde. Drijver noemt als volksnaam voor de bosrietzanger “braamsluper”. Kortom: chaos.
    Toen wij als beginnende vogelaartjes, het zal rond 1958-1962 geweest zijn, aan Drijver (hij was in de zomer onze buurman) vertelden dat we het nestje van een braamsluiper in het bosje achter huis gevonden hadden, haalde hij zijn wenkbrauwen op en ging er ver niet op in…… (?). Omdat wij natuurlijk tegen hem opkeken was daarmee het gesprek af (maar wij wisten het wel zeker).

    Het is wel zo dat de (boerengeriefhout)bosjes in de jaren dertig naast de nieuwe bosaanplant op de mientgronden en de duinen, het meest voorkomende bos op het eiland was en dat ze juist op de natste plaatsen stonden. Plaatsen die zo nat waren dat enige vorm van landbouw er niet mogelijk was (dus dan maar elzenbomen….). Daar zal ook riet gegroeid hebben (en er zullen ook veel tuinfluiters gebroed hebben, want die houden wel van een vochtige bosbodem).

    Over rogge op Texel heb ik niet veel gegevens. Er is een opgave uit 1854 (Allan, F, 1856, Het eiland Texel en zijne bewoners, heruitgegeven in 1980) waarin 97 bunder (=hectare) rogge wordt genoemd op totaal 1552 ha bouwland. Het bouwland maakte toen 13% van het totale agrarisch land uit. Er groeide toen ook 126 ha gerst en 246 ha haver( en nog 55,5 ha vlas). Hadden die gewassen ook ruige randen?
    In 1934 (dus het jaar waarin Drijver de oorspronkelijk tekst uitgaf) besloeg het totaal akkerland 29% en in 1940 46% van de oppervlakte cultuurland op het eiland (Dijksen, A.J. 1996, Vogels op het Gouwe Boltje). Hoeveel daarvan rogge was, weet ik niet, maar dat zou waarschijnlijk wel in oude landbouwstatistieken te achterhalen zijn. Een aanwijzing voor de talrijkheid van de bosrietzanger in het verleden op Texel, geven deze oppervlakten echter nauwelijks of niet.
    Ik denk dus dat je gelijk hebt, roggebieter komt ergens anders vandaan.
    Met groeten,

    Adriaan Dijksen, Texelse vogelaar

    Het boek Texel, Het Vogeleiland van Jan Drijver is natuurlijk een ornithologische klassieker, die ik allang eens had moeten uitgelezen hebben!

    Maar onlangs ben ik er dan in begonnen, en als halve kenner van Texel (namelijk uit de periode 1964 tot nog betrekkelijk recent, van meestal een dagtrip, doch ook van in totaal 4 weken vakantie op het eiland) lees ik het met grote vreugde, maar ook met weemoed vanwege de halve herkenning. Want de verloedering van landschap, biotopen en avifauna begonnen al in 1934, toen het boek uitkwam, of liever, daarvóór, want Drijver beschrijft het al heel overtuigend. Daarbij steeds goede moed uitsprekend. En ja, keihard werken voor het behoud van de veelvormigheid en al het moois daarvan, dat deden die “jongens” (Thijsse, Ad Burdet, Büttikoffer [Drijver p.111]), in de eerste helft van de 20e eeuw volop! Gelukkig voor hen en voor ons hééft dat wel wat opgeleverd, maar niettemin: veel is voorgoed verdwenen. Helaas! Texel is niet meer wat het was! Zelfs de bezoekers (“vreemdelingen”) die wél speciaal voor de vogels kwamen, verstoorden en vernielden al meer dan je voor in ‘de goede oude tijd’ voor mogelijk zou houden (Engelse eierverzamelaars bijv.). Een heleboel narigheid was helemaal niet nodig geweest! Een verdelging van een kolonie Grote Sterns Sterna sandvicensis “door de Duitsers en hun trawanten”, Drijver begrijpt de noodzaak hiervan zelf ook niet.

    Voous 1995 [VBV] schrijft: >> Drijver was bestuurslid van de Nederlandse Ornithologische Vereeniging (1929-1941). Hij was evenwel niet in de eerste plaats ornitholoog, maar … <> De veranderde gewaskeuze in het laatste decennium [bedoeld is 1970-1980 KJE] waarbij maïs de plaats van rogge heeft ingenomen, heeft echter voor een afname [van het broedbestand van de Bosrietzanger KJE] gezorgd. Plaatselijk is zelfs sprake van een decimering van de stand. <> stond, doch alleen wat de eitjes betreft, bekend als “roggebieter” <<) door Blok & Ter Stege 1995 p. 212 niet begrepen wordt; daarbij zouden de auteurs toch eigenlijk ook wel een béétje creativiteit aan de dag gelegd mogen hebben; al die namen met Rogge- en Koren- voor de Bosrietzanger zouden toch de weg hebben moeten wijzen!

    Nu kom ik achter één ding niet ondanks dat het Register in Drijver (1934) 1958 opvallend goed is (zoiets verhoogt de waarde van een boek enorm): verbouwde men dan (zoveel) Rogge op Texel? Indien dit niet zo mocht geweest zijn, dan moeten we vrezen dat Roggebieter géén texelse volksnaam was. Drijver haalt wel meer vogelvolksnamen aan zonder dat blijkt dat dit helemaal geen specifiek Texelse namen zijn. Ik denk haast, dat Drijver niet op het idee kwam, dat de Bosrietzanger veel ‘had’ met oecologisch-verantwoorde randen van de Koren- en Roggeakkers, omdat de voorbeelden toch op een of andere manier juist op Texel ontbraken.

    Drijver schrijft wel dat op sommige delen van Texel veehouderij (Schapen) en akkerbouw afwisselden (p.59). Dan zou het toch moeten gekund hebben dat Drijver dat aparte broedbiotoop (voor een Zangertje) herkend zou hebben.

    Klaas J Eigenhuis, etymoloog

    Like

  20. Pingback: Unusually big jellyfish on Dutch beaches | Dear Kitty. Some blog

  21. Pingback: Texel, whooper swans and pintails | Dear Kitty. Some blog

  22. Pingback: Wigeon and kestrel | Dear Kitty. Some blog

  23. Pingback: Feeding mandarin ducks | Dear Kitty. Some blog

  24. Pingback: Bar-tailed godwits, new research | Dear Kitty. Some blog

  25. Pingback: Fieldfares eating berries, video | Dear Kitty. Some blog

  26. Pingback: Pintail ducks, little grebes and kingfishers | Dear Kitty. Some blog

  27. Pingback: American blackpoll warbler on Dutch Texel island | Dear Kitty. Some blog

Leave a comment

This site uses Akismet to reduce spam. Learn how your comment data is processed.